zaterdag 1 december 2007

Felisidat

Felisidat no ta eksistí pafó di nos. E no ta den ningun parti visibel na unda nos por bai busk'é...Tampoko no lo por bisa kiko e parse i, sin embargo... nos tur sa loke ta sinti bo mes felis!Anto biba ta buska felisidat, pasobra al fin di tur kos... sabiendo si òf no... kada kos ku nos hasi ta pa ta semper un poko mas kontentu.Tin un frase ku ta bisa: "Felisidat ta komponé di dos sensashon tristu: e rekuerdo di privashon den pasado i e temor di pèrd’é den e porvenir".Akaso e ora ei, si felisidat ta únikamente momentunan, ora esaki sosodé ku nos… ta bale la pena probechá di dje hasta e último gota...!!!

Nieuwe encycliek van Benedictus over Hoop Paus roemt slavin uit Darfur in nieuwe encycliek

ROME (KN) - In de vrijdag verschenen encycliek Spe salvi legt van Benedictus XVI legt de paus uit dat hoop op God verlossende kracht heeft. Benedictus XVI doet dat onder meer aan de hand van het levensverhaal van Sint Josephina Bakhita (ca. 1869‑1947). Deze in Darfur geboren slavin leerde Christus kennen en werd letterlijk en figuurlijk bevrijd uit de slavernij.

Benedictus: ‘Op negenjarige leeftijd werd ze ontvoerd door slavenhandelaren, tot bloedens tot geslagen en vijf keer op de slavenmarkten van Soedan verkocht. Uiteindelijk werd ze de slavin van de moeder en de vrouw van een generaal. Daar werd ze iedere dag tot bloedens toe afgeranseld. Ten gevolge daarvan droeg ze haar hele leven 144 littekens. In 1882 werd ze aangekocht door een Italiaanse koopman ten behoeve van de Italiaanse consul Callisto Legnani, die terugging naar Italië toen de Mahdisten [Soedanese moslimlegers, red.] oprukten.

De ultieme meester
De paus vervolgt zijn verhaal met Bakhita's ontdekking van het bestaan van Christus, de ultieme meester, die zij in Venetiaans dialect aanduidde met paron. Tot dan toe hadden al haar meesters haar misbruikt en uitgebuit. Met deze paron was het anders: ‘Ze kwam te weten dat deze Heer haar zelfs kende, dat Hij haar had geschapen en haar liefhad’, vertelt Benedictus. Toen de slavin erachter kwam dat deze 'Heer der heren' ook was afgeranseld, als een slaaf was geëxecuteerd, maar bevrijd werd en nu ergens op haar wachtte, kreeg zij voor het eerst hoop. ‘Door deze kennis van de hoop raakte ze verlost; ze was daardoor geen slaaf meer, maar een vrij kind van God.’

Het besef dat ze als vrij mens geschapen was, gaf Bakhita de kracht zich te verzetten tegen het plan haar weer naar Soedan te verschepen. Ze bleef in Italië, werd gedoopt en gevormd door de Patriarch van Venetië, trad in bij de religieuze congregatie van de Canossiaanse Zusters en werd een heilige.

Spartacus
Benedictus schrijft in Spe salvi dat de ervaring van Josephina Bakhita lijkt op die van veel slaven in de eerste eeuwen van het christendom. ‘Het christelijk geloof bracht toen geen sociale revolutie zoals de noodlottige Spartacus, wiens strijd leidde tot zoveel bloedvergieten. Jezus was geen Spartacus; hij was niet betrokken bij de strijd om politieke bevrijding zoals Barabbas en Bar Kochba [Joodse vrijheidstrijders uit de eerste en tweede eeuw, KN-red.]. Jezus, die zelf op het kruis stierf, bracht iets totaal anders: een ontmoeting met de Heer aller heren, een ontmoeting met de levende God en dus een ontmoeting met een hoop die sterker is dan het lijden van het slavenbestaan, een hoop die zowel het leven transformeert als de wereld van binnenuit.’

aangeleverd door Toon van Dongen