PEKING - Grafstenen uit de dertiende eeuw bieden inzicht in een bijna verdwenen christelijke cultuur in Binnen‑Mongolië, een autonome regio in het noorden van China. Zij vormen de basis van het proefschrift van antropoloog Tjalling Halbertsma, die op 20 november hoopt te promoveren aan de Universiteit Leiden. Halbertsma stuitte acht jaar geleden in de ruïnesteden van Binnen‑Mongolië op de stenen, waarop behalve christelijke kruisen ook boeddhistische lotusbloemen en taoïstische draken staan.
De antropoloog was toen adviseur van de premier van de autonome regio en wilde ‘wat om handen hebben, want de avonden zijn daar heel lang’'. Zo stuitte hij op de graven die toebehoorden aan de Ongöt, christenen die waarschijnlijk van Turkse afkomst waren. De Öngöt scheidden zich in de vijfde eeuw van de kerk van Rome af en werden daarop naar het oosten verbannen. In de dertiende eeuw beleefden ze in China hun bloeiperiode. De vele ruïnesteden en hun graven die in het woestijnzand verscholen zijn, geven daar blijk van. Halbertsma vond op de grafstenen teksten in het Syrisch, Chinees en Uigur en symbolen uit het christendom, boeddhisme en taoïsme. Dat maakt volgens Halbertsma duidelijk dat de Öngöt op een kruispunt van noord en zuid en van oost en west leefden.
Het eerste deel van het onderzoek bestaat uit een beschrijving van de weinige bronnen over de Öngöt. Om de stenen te documenteren en te beschrijven maakte Halbertsma gebruik van wrijfprenten: de vroegste Chinese drukkunst, waarbij het papier op de stenen wordt gedrukt. Daardoor ontstaat een soort reliëf. Als er daarna een inktkussen overheen gaat, blijven de inscripties in het wit achter. Het Museum voor Volkenkunde in Leiden wijdde drie jaar geleden een expositie aan zulke prenten.
aangeleverd door Toon van Dongen
donderdag 15 november 2007
Grafstenen bewijs van bloeiend christendom in dertiende eeuw in China
Posted by Rutzen Lucas at 15.11.07
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten